Rechtbank Den Haag, 16 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:7379
Eiser en zijn echtgenote hebben in 1990 een (juridisch niet gesplitst) pand in eigendom verworven. Op dat moment exploiteerde eiser al 15 jaar een drogisterij op de benedenverdieping en stond de (technisch gesplitste en vanaf 1 april 1991 aan een derde verhuurde) bovenverdieping leeg. Het gehele pand is als ondernemingsvermogen aangemerkt.
Eiser stelt dat de bovenverdieping ten onrechte tot het ondernemingsvermogen is gerekend en wil toepassing van de foutenleer in het jaar van staking.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bovenverdieping bij de aankoop leeg stond en dus niet voorzag in de woonbehoefte van eiser en zijn echtgenote en ook niet voor de onderneming werd gebruikt. De bovenverdieping vormde daarom bij aankoop keuzevermogen: ze mocht tot het privévermogen of tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Uit de vaststaande feiten blijkt dat ervoor is gekozen de bovenverdieping steeds tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Met het als verplicht privévermogen aanmerken van de bovenverdieping zouden de grenzen der redelijkheid worden overschreden. De foutenleer kan daarom niet worden toegepast.