Hoge Raad, 29 juni 2012, 11/03295, (BNB 2012/243) en 11/03413, (BNB 2012/244)>
Als in onmiddellijke samenhang met de aankoop van een voor de bedrijfsuitoefening bestemd (gedeelte van een) pand een ander (gedeelte van het) pand wordt gekocht dat bestemd is voor belegging, kan voldoende band met de bedrijfsuitoefening aanwezig zijn om een keuze tot ondernemingsvermogen te rechtvaardigen. Immers, de aankoop van het voor belegging bestemde (gedeelte van het) pand vloeit dan voort uit de aankoop van het voor de bedrijfsuitoefening bestemde (gedeelte van het) pand. Dit is anders wanneer het niet voor de bedrijfsuitoefening bestemde (gedeelte van het) pand bestemd is voor bewoning door de belastingplichtige zelf. In dat geval overschrijdt de belastingplichtige de grenzen der redelijkheid (en is er dus sprake van verplicht privévermogen) indien hij het woongedeelte tot zijn ondernemingsvermogen rekent (vgl. HR 17 september 2010, nr. 09/00332, LJN BL7968, BNB 2011/3), tenzij de zelfbewoning door de ondernemer dienstbaar is aan de onderneming. In dat geval vormt dat woongedeelte keuzevermogen.
Zolang er sprake is van keuzevermogen, kom je aan toepassing van de foutenleer niet toe.